Tussen 2005 en 2011 deed ik onderzoek naar voeding in de Bijbel. Het resulteerde in het boek:
De hemelse voedselbank
-voedingslessen uit de Bijbel –
Tijden veranderen
Als bioloog, voedingsdeskundige en cursusleidster voor dieetgroepen had ik de nodige voorkennis. Voorkennis, waarvan later zou blijken dat die tot op zekere hoogte dogmatisch was. Zo had ik duidelijk geleerd dat zout slecht is en een hoge bloeddruk veroorzaakt. Daar is menig deskundige op terug gekomen, zeker als keukenzout wordt vervangen door Keltisch zeezout of Himalaya-zout. Evenzo is het er bij mij ingestampt dat verzadigd vet fout is en onverzadigd vet goed. In het verlengde daarvan is dierlijk vet fout en plantaardig vet goed. Intussen is echte boter weer op zijn retour en ook het ouderwetse ossenwit wordt weer geïntroduceerd in de winkelschappen nadat het was weggeweest.
Ik spreek regelmatig over het onderwerp ‘Grieks versus Hebreeuws denken’. We lezen onze Hebreeuwse Bijbel met een Griekse bril. Zo heb ik vanuit de anti-dierlijke-vetten-bril de voedselwetten van de Bijbel bestudeerd. Paragraaf 1.5.2.2 van De hemelse voedselbank gaat over dierlijk vet. Intussen denk ik daar anders over dan tijdens de schrijfjaren van De hemelse voedselbank. Het is intussen 15 jaar geleden dat ik begon met schrijven en de 1e druk verscheen 9 jaar geleden.
Bloed en vet
In de Bijbel ligt een streng verbod op elke vorm van de consumptie van bloed. Dit verbod lijkt ook op te gaan voor dierlijk vet omdat bloed en vet veelal tegelijk worden genoemd bij de voorschriften van de offers (o.a. Lev.3:17;7:23-27). Een deel van het bloed werd op het altaar gesprenkeld ter verzoening. Dat was zijn funktie. De rest van het bloed was slachtafval. Bepaalde delen van het vet moesten ook aan de HEER gegeven worden als aangename geur voor Hem.
Lev.7:3-5 (WV95)
3 Men offert al het vet: de staart, het vet aan de ingewanden,
4 het vet aan de nieren en bij de lendenen, en de leverkwab die met de nieren verwijderd wordt.
5 De priester laat het op het altaar in rook opgaan, als een offergave voor de HEER. Zo is het een schuldoffer.
Het betrof vet dat aan de organen hangt. Het is inwendig vet dat de naam niervet draagt. Het betreft niet alleen het vet aan de nieren maar ook vet aan de rugzijde dat ermee in verbinding staat. Dit inwendige orgaanvet is te onderscheiden van onderhuis vet, het subcutane vet.
Het beste voor God
De gedachte dat de delen die aan God werden geofferd ongezond voor ons zijn en daarom geofferd moesten worden, klopt niet met het karakter van de offers. De Bijbel beschrijft duidelijk dat slachtafval op een aparte plaats verbrand werd. Het slachtafval hoorde niet bij de offers.
Wat aan God werd geofferd, was niet de ‘rommel’ maar het allerbeste deel van het dier.
De gedachte dat vet het beste deel is, zit diep in de Bijbel verankerd dat ‘vet’ synoniem is voor ‘het beste deel’: het vette van uw huis is het beste van uw huis. Je geeft aan God het allerbeste en daarom werd niervet geofferd.
Niervet
Slagers zijn het erover eens dat niervet het allerbeste vet is. Ossenwit wordt niet uit de onderhuidse vetlaag gewonnen, maar van niervet. Als ambachtelijke slagers niervet smelten en filteren ontstaat een mooi product waarin wij kunnen frituren, bakken en braden. Dat mooie product is het allerbeste vet van de slacht. Dat ossenwit goedkoop is, komt omdat wij dit vet niet waarderen. Wij zijn immers allemaal geschoold met de doctrine dat dierlijk vet slecht is.
Huisslachting
Zolang de Israëlieten door de woestijn trokken, was alle vlees dat werd gegeten offervlees. Zodoende kwamen zij niet toe aan het eten van niervet, want dat gedeelte moest altijd aan de HEER worden aangeboden als aangename geur. Na de inname van het beloofde land werd er ook buiten het heiligdom geslacht: de zogenoemde huisslachtingen. Voor huisslachtingen wordt duidelijk gezegd dat het bloed in de aarde moet lopen (Deutr.12:16). Over vet wordt gezwegen. We moeten door nadenken en extrapolatie tot eigen conclusies komen. Vanuit mijn dogmatisch voorkennis was destijds mijn conclusie dat God ons wilde beschermen tegen de consumptie van dierlijk, verzadigd vet. Maar het ligt waarschijnlijk anders.
Lev.7: 23-27 (WV95)
23 ‘Zeg tegen de Israëlieten: U mag geen vet van rund, schaap of geit eten.
24 Het vet van een gestorven of verscheurd dier mag overal voor gebruikt worden, maar u mag het niet eten.
25 Wie vet eet van een dier dat men de HEER als offer aanbiedt, wordt uit zijn volk verwijderd.
26 U mag ook geen bloed nuttigen, waar u ook woont, noch van vogels, noch van landdieren.
27 Iedereen die bloed nuttigt, wordt uit zijn volk verwijderd.’
Vers 26 en 27 gaat over bloed. Het is duidelijk. Je mag nooit bloed eten. Verzen 23 tot met 25 gaan over het niervet van reine dieren. Ik interpreteer het als volgt: Als een dier werd geofferd, was het niervet voor God. Daar at je niet van (vs.25). Dieren die niet waren geslacht, maar door een roofdier of ziekte zijn gestorven, mochten niet gegeten worden, zelfs niet aangeraakt. Maar voor het niervet maakt God een uitzondering. Het mag huishoudelijk worden gebruikt: smeren maar niet consumeren (VS.24). Blijkbaar was het te kostbaar om te laten liggen. Bij huisslachtingen werd het niervet waarschijnlijk gewoon geconsumeerd. Als het beste niet voor de Heer was, dan was het voor jezelf.
Afvalstoffen
De opslag van afvalstoffen in het orgaanvet vet van reine dieren zal minimaal zijn als zij hun natuurlijke voeding krijgen. Het zal mede de reden dat zij rein zijn verklaard. Waarschijnlijk is de onderhuidse vetlaag meer het depot voor afvalstoffen. De huid van koeien werd gebruikt (bijv. Lev.7:8), maar de onderhuidse vetlaag hoorde -voor zover ik het nu kan overzien- tot het slachtafval. Maar wie weet, blijkt later dat ook dat vet geschikt is. Misschien is ook dat vet schoon genoeg omdat het afkomstig is van reine dieren.